1912-1999: Radiologische Proefschriften

De Nederlandse Radiologische Proefschriften door Dr. P.R. Algra

Waarom deze lijst?

Een dergelijke lijst met een inventarisatie van alle Nederlandse Radiologische proefschriften is niet beschikbaar; nu wel. Enigszins tot mijn verrassing bleek bij navraag dat de universitaire bibliotheken niet zomaar een overzicht van de radiologische theses kon verstrekken.
Sterker nog, de meeste waren niet in staat de gegevens te ontsluiten tenzij de promotor bekend was.
Enkele andere wetenschappelijke verenigingen hebben inmiddels al wel een dergelijk overzicht geproduceerd. Zie bijvoorbeeld de gezamenlijke publicatie van de Nederlandse Verenigingen voor Radiotherapie, Klinische Fysica en Radiobiologie (1). Ook proefschriften van huisartsen zijn onlangs in kaart gebracht (2).
Al is er dan geen overzicht van de radiologische proefschriften en al hebben anderen dat dan wel gedaan, nog steeds geen antwoord op de vraag van waarom wij radiologen dat ook zo nodig moeten doen?

Welnu, een overzicht biedt de mogelijkheid om een indruk te verkrijgen waar men zich zoal (wetenschappelijk) mee bezig hield. Zo kunnen er de trends vastgesteld worden van de onderwerpen die destijds in zwang waren. Ook kan een indruk verkregen worden wat de wetenschappelijke productie was van een afzonderlijke universiteit.
Voorts kan het geen kwaad om op de hoogte te zijn van iemands wetenschappelijke prestatie als u een collega ontmoet (bijvoorbeeld in het kader van een sollicitatiegesprek).

Afbakening van het begrip Nederlands Radiologisch Proefschrift

Om enige selectie te bewerkstelligen in het grote aantal proeve van bekwaamheid, is er een aantal criteria gehanteerd op grond waarvan een proefschrift werd opgenomen dan wel weggelaten. Ongeacht welke criteria men ook kiest, altijd zal een proefschrift buiten de boot vallen. Per slot is dat ook de essentie van selectiecriteria.
De collegae die met geprangd gemoed hun proefschrift niet vermeld zien staan, vraag ik om begrip en waar nodig bied ik mijn excuses aan. Het is niet anders.

Bij het samenstellen van de lijst is er gelet op de titel van het proefschrift (gelet werd of er een radiologisch onderwerp werd genoemd) en de achtergrond van de (co-)promotoren. Er zijn enkele uitzonderingen gemaakt; enkele radiologen die met naam en faam bekend staan maar door een jeugdzonde nu eenmaal niet op een strikt radiologisch onderwerp zijn gepromoveerd, hebben kunnen rekenen op clementie; u vindt ze in de lijst terug.
In vroegere tijden waren radiotherapie en nucleaire geneeskunde delen van de radiologie. Proefschriften met deze onderwerpen van mensen die nu als radioloog werkzaam (dan wel geweest) zijn, zijn zoveel als mogelijk opgenomen.
De tijdspanne omvat een kleine 90 jaar; van 1912 (het eerste traceerbare radiologische proefschrift) tot 1999. Als einddatum moest gekozen worden voor 1999, teneinde te voldoen aan de door de redactie gestelde deadlines.

Hoe kom je aan zo'n lijst?

De titels zijn verkregen door alle universitaire centra te bevragen naar hun aanwezige proefschriften en de gepromoveerde leden van de NVvR te informeren naar hun titels van proefschriften. Ook heeft er bij herhaling een oproep gestaan in Memorad om ieders medewerking te vragen de lijst te completeren. Deze opoepen hebben onder andere geleid tot reacties van enthousiaste leden die een volledige opgave verstrekten van alle aanwezige titels in hun bibliotheken. Alsnog dank hiervoor!
De gegevens van met name oudere proefschriften zijn ontleend aan het standaardwerk: "Door Het Menschelijke Vleesch Heen" (1). Aanvullende informatie kan van de website van de KNAW worden verkregen (4).
Er is inspanning getroost de lijst zo compleet als mogelijk de krijgen. Ongetwijfeld zullen er echter namen en titels ontbreken. Soms ontbraken enkele gegevens in de aangeleverde informatie en waren deze niet meer te verkrijgen. In het overzicht ontbreken deze gegevens dan ook.
Het is niet uitgesloten dat in een later stadium aanvullingen op dit overzicht zullen komen. Daarom is er gekozen voor een CD-ROM, een medium dat zich eenvoudig laat aanvullen.

Wat is het resultaat?

De uiteindelijke lijst bevat de gegevens van ruim 400 proefschriften die verschenen zijn aan Nederlandse Universiteiten gedurende de laatste 90 jaar. Per universiteit is nagegaan hoeveel proefschriften er uiteindelijk zijn verschenen:

Radiologische proefschriften 1912-1999

Amsterdam UVA (vanaf 1912): 65
Utrecht (vanaf 1917): 102
Leiden (vanaf 1922): 80
Groningen (vanaf 1930): 54
Nijmegen (vanaf 1966): 34
Amsterdam VU (vanaf 1958): 31
Rotterdam (vanaf 1982): 29
Maastricht (vanaf 1982): 15
Elders: 8

Totaal: 418

Hierbij moet rekening gehouden worden met de verschillende ouderdom aan radiologische afdelingen. Van een enkel instituut is een jarenlange wetenschappelijke traditie bekend, andere bestaan nog maar kort. Dit heeft vanzelfsprekend invloed op het totale aantal geproduceerde proefschriften.
Voorts kan het van interesse zijn na te gaan welke trends er in wetenschappelijk Nederland zijn te ontwaren; zijn er toppers, stijgers en laten er zich ook slapers identificeren?

Oordeel zelf :
zie TABEL 2 promoties Paul Algra

Vrijwel elk instituut toont een stijging, de een meer uitgesproken dan de ander. Over de gehele linie is er de laatste decaden een sterke stijging te zien. Dit is vooral vanaf 1980 het geval. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat aantallen niets over kwaliteit zeggen.
Wel valt op te merken dat over de gehele linie er een toename valt te zien in het aantal proefschriften gedurende de laatste decennia. Lag het totale aantal proefschriften tot 1980 op enkele tientallen per decade tot maximaal 50 in het decennium '61-‘70, in de tachtiger jaren zijn het er bijna 100 en in de negentiger jaren 145.

Vanwaar deze promotiedrift?

De toename in aantal promoties kan uit algemene (wetenschappelijke) interesse voortkomen of zijn oorsprong vinden in het tot beschikking komen van meer radiologische technieken (echografie, Duplex, interventie, CT, MRI).
Een andere verklaring is dat de toename van promoties een verhevigde concurrentie strijd illustreert. Immers, ook voor medici en medisch specialisten is er een verzadiging op de arbeidsmarkt geweest.
Dit was bijvoorbeeld het geval in de eind jaren tachtig toen we kennis maakten met het fenomeen van werkzoekende artsen en specialisten. Hoewel er weinig "echte" werkloosheid was, bleek het overschot op de arbeidsmarkt uit toenemende aantallen chefs de clinique en nieuwe vormen van arbeidsbetrekkingen zoals junior specialisten, fellows (ook in niet-opleidingsziekenhuizen) en parkeerders.
Ook is er een striktere regulering gekomen aan de academische centra waar de afdelingen uiteindelijk mede werden afgerekend op hun wetenschappelijke productie. De opleidingsduur werd verlengd van 4 naar 5 jaar, voorschakeljaren en AGNIO's zijn nu bekende fenomenen.

Zien we de laatste tientallen jaren een sterke toename aan wetenschappelijke productie, de laatste jaren laten weer andere ontwikkelingen zien. De veranderende arbeidsmoraal, de intrede van parttimers en de verminderde aantrekkelijkheid van een (academische) carrière in de radiologie rechtvaardigen de verwachting dat het aantal promoties de komende decennia zal dalen. Voorts trekt de arbeidsmarkt aan; de meeste kunnen na het voltooien van hun opleiding direct aan de slag.